klavecimbel

Het klavecimbel is een snaarinstrument dat met toetsen bespeeld wordt. Vóór het ontstaan van de piano was het met het pijporgel het belangrijkste toetsinstrument. Het geluid van een klavecimbel lijkt wel wat op dat van een luit, maar dan luider.

In tegenstelling tot de piano, waar bij het indrukken van een toets een hamertje tegen de snaar slaat, wordt bij een klavecimbel de snaar getokkeld door middel van een pennetje, vergelijkbaar met een gitaar of een harp. Oorspronkelijk werden voor deze pennetjes ganzenpennen gebruikt.

Dit mechaniek geeft het instrument weliswaar een uniek timbre, maar zorgt ook voor enkele beperkingen. Op een klavecimbel is het bijvoorbeeld niet mogelijk onderscheid te maken tussen piano of forte (hard of zacht) spelen. Daarbovenop is het op een klavecimbel niet mogelijk “lange” noten te spelen, omdat het geluid snel wegsterft. Om dit te vermijden worden lange noten soms met een triller gespeeld, waardoor het mogelijk is om een toon langer te maken.

Vaak heeft het twee klavieren of manualen boven elkaar, die verschillende registers bedienen, enigszins zoals op een pijporgel. Meestal is het ene klavier dan luider dan het andere en kunnen de twee ook gecombineerd worden voor een nog luidere klank. Op deze manier kan het klavecimbel toch een verschil in dynamiek simuleren.

Uiterlijk

klavecimbels zijn er in verschillende vormen en met allerhande versieringen.

Op oudere klavecimbels zijn vaak de onderste toetsen (wat op een piano de “witte toetsen” zijn) zwart en de bovenste wit. De zwarte toetsen waren namelijk van hout gemaakt en de witte van ivoor. Omdat ivoor een veel duurder materiaal dan hout is, was men er liever zuinig mee. De bovenste toetsen zijn immers kleiner en minder in getal. Hoewel er klavecimbels bestaan in één effen kleur, zijn veel klavecimbels versierd met schilderwerk aan de binnenzijde van de klep en soms ook aan de buitenkant van de kast. Tijdens de roerige dagen van de Franse Revolutie werden vele klavecimbels het raam uitgegooid en verbrand als symbool van het ‘ancien régime’ terwijl sommige gespaard werden vanwege de decoratie als die van een meesterschilder was.

Geschiedenis

Tegen het einde van de 16e eeuw werden de eerste clavecimbels gebouwd in Italië. Het diende als goedkoop oefeninstrument voor het pijporgel. Het nieuwe instrument waaide over naar de rest van Europa. Vooral de verdere ontwikkeling van het instrument in Vlaanderen is daarbij van belang geweest. Onder de eerste klavecimbelbouwers waren de Antwerpenaren Jacob Aelbrechts en zijn zoon Lucas. De beroemdste familie van klavecimbelbouwers is de familie Ruckers, eveneens uit Antwerpen.

Uit deze tijd stamt ook het Susanne van Soldt Manuscript, een verzameling muziek voor onder andere klavecimbel. De bundel werd rond 1599 samengesteld door de Antwerpse koopmansdochter Susanne van Soldt en geldt als een van de belangrijkste bronnen voor Nederlandse muziek uit deze tijd.

In de Barok kreeg het instrument een andere betekenis. In een concert werd het klavecimbel meer en meer gebruikt als begeleidingsinstrument, dat basso continuo speelde, vaak samen met een laag blaas- of strijkinstrument zoals een fagot of cello.

In het classicisme maakte men meer en meer gebruik van overgangsdynamiek (geleidelijk aan luider of zachter spelen). Omdat het klavecimbel dit niet kon spelen, zocht men naar vervanging en verdween het klavecimbel dus meer op de achtergrond. De wens een instrument te maken dat wel hard en zacht kon spelen resulteerde in de fortepiano en vervolgens de pianoforte. Daarmee verdween het klavecimbel uit de belangstelling.

Clavecimbel in Vlaamse stijl
Dokje van een clavecimbel:
1. Snaar
2. Tongas
3. Tong
4. Plectrum
5. Demper
Details van de toetsen
Fraaie beschilderingen
Twee klavieren